Kwintelooijen

Kwintelooijen

De Natuurwerkgroep Kwintelooijen is najaar 2011 opgericht door de Stichting Werkgroep Milieubeheer Rhenen (WMR) en de IVN afdeling Veenendaal-Rhenen. De werkgroep is opgericht om de beheerder van het gebied, het Recreatieschap Utrechtse heuvelrug, Vallei- & Kromme Rijngebied, te helpen bij het beheer van het gebied.

 

Nieuwe poster bij de ingang van Kwintelooijen.

Ligging en ontstaansgeschiedenis

door Han Runhaar en Paula Goudzwaard

Tussen Veenendaal en Rhenen ligt op de noordoosthelling van de Heuvelrug de voormalige zandafgraving Kwintelooijen, ook wel bekend als de Dikkenberg. Hoewel maar een klein gebiedje (circa 74 ha), is het toch zeer rijk aan plant- en diersoorten, mede vanwege de grote variatie aan geologie en reliëf. De hoogteverschillen in het terrein lopen op tot zo’n 50 meter. Dat levert fraaie vergezichten op over de Gelderse Vallei. Samen met de rijke flora en fauna, maakt dit het gebied bij uitstek geschikt voor een bijzondere natuurwandeling. Tot in 1989 is in Kwintelooijen zand gewonnen. Het zand werd gebruikt voor de aanleg van snelwegen en om stadswijken op te hogen, kalkzandsteen te maken en metaalzand te winnen.

Fossiel elzenblad gevonden in Kwintelooijen. Foto: Paula Goudzwaard

Fossiel elzenblad gevonden in Kwintelooijen. Foto: Paula Goudzwaard

Tijdens de afgraving zijn veel resten gevonden van prehistorische dieren, waaronder Mammoet, drie soorten neushoorns, Reuzenhert en Steppewisent. Ook zijn veel stenen werktuigen gevonden die nog stammen van vóór de voorlaatste ijstijd, meer dan 140.000 jaar geleden. In het Rhenense museum Het Rondeel zijn een aantal van de gevonden fossielen en stenen werktuigen te bewonderen. In de erosiegeulen die zich in de hellingen hebben gevormd is de ondergrond goed zichtbaar. Die bestaat hier uit afzettingen van grof grindrijk zand en oude rivierklei. Ze zijn door een voorloper van de Rijn afgezet, en vervolgens door het landijs opgestuwd tot de huidige Heuvelrug. De ‘leemlagen’ die in het gebied voorkomen zijn dus in feite oude rivierafzettingen. In het midden van de voormalige zandafgraving ligt een steile heuvel, die ooit is aangewezen als ‘geologisch monument’ omdat de gelaagde opbouw met zand en klei hier goed zichtbaar was. De steile hellingen hebben echter een zodanige aantrekkingskracht op spelende kinderen dat het ‘monument’ nu vooral een functie heeft als klimheuvel. Na de afgraving zijn er plannen geweest om het gebied in te richten als golfterrein of zelfs als (kunst)skihelling. Gelukkig zijn deze plannen niet doorgegaan.

Jaarlijks worden op de crossbaan motorraces gehouden.

Jaarlijks worden op de crossbaan motorraces gehouden.

Wel is er een crossbaan aangelegd, waarop jaarlijks motorraces worden gehouden. Het gebied is in beheer bij het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug,  Vallei- en Kromme Rijngebied. Het oostelijk deel, met daarin de parkeerplaats, picknicplek en crossbaan, is vooral bestemd voor recreatie. Het westelijk deel, met daarin het geologisch monument en een grote plas, heeft primair een natuurfunctie. Het wordt begraasd door Schotse Hooglanders en is middels een omheining afgescheiden van het recreatiegedeelte. Volgens de Boswet had eigenlijk na de afgraving het hele gebied weer aangeplant moeten worden met bos. Gelukkig is de aanplant niet goed aangeslagen en zijn er daardoor veel mooie doorzichten en uitzichten bewaard gebleven.

Terug naar boven

Plantengroei

 

Rietorchis

Rietorchis

Het gebied kent een rijke plantengroei, met veel zeldzame en bedreigde plantensoorten. Daaronder zijn veel pionier planten, eenjarige soorten die voor hun voortbestaan afhankelijk zijn van open plekjes waar hun zaden kunnen kiemen. Op de plekken waar door erosie rivierzand aan de oppervlakte is gekomen, komen twee soorten viltkruid voor (Duits en Dwergviltkruid), zo genoemd vanwege hun dichte viltige beharing.

Echt Duizendguldenkruid

Echt Duizendguldenkruid

Op de wat kleiiger/lemiger plekjes staat Echt duizendguldenkruid, met mooie roze bloemetjes. Op de crossbaan komt elke zomer massaal de Grondster op. Dat is een soort die vroeger in heidegebieden veel voorkwam langs karrepaden. Met het verdwijnen van de paard-en-wagen is de Grondster uit de meeste heidegebieden verdwenen, maar in Kwintelooijen komt de soort nog massaal voor. Het maakt de plant klaarblijkelijk niet uit of de bodem wordt opengehouden door karren of door motoren. Op de plekken waar de hellingen na afgraving zijn afgedekt met humeuze bosgrond komen heidebegroeiingen voor, waarin behalve Struikheide ook een aantal Bremsoorten voorkomt.

Kruipbrem

Kruipbrem

Allereerst de Gewone brem, die vooral in het begin hele hellingen fraai geel kleurde. Daarnaast komt een tweetal zeldzame kleine  bremsoorten voor, te weten de Kruipbrem en de Stekelbrem. In het gebied liggen een aantal plasjes. Vanwege de ligging in een heide- en zandgebied zou je hier  vooral soorten van voedselarm regenwater verwachten. De aanwezigheid van rivierklei verraadt zich echter door de aanwezigheid van een aantal soorten die normaliter alleen in de uiterwaarden voorkomen. Voorbeelden zijn Slijkgroen, een pionier soort van droogvallende kleiige bodems, en Fraai duizendguldenkruid, een kleinere versie van het eerder genoemde Echt duizendguldenkruid. Het zijn soorten die het gebied gemeenschappelijk heeft met de Blauwe Kamer, waar ze langs de oevers van gegraven strangen voorkomen.

Terug naar boven

Insecten

 

De grote variatie aan milieus zorgt dat er in het gebied veel verschillende soorten insecten voorkomen, o.a.vlinders, wilde bijtjes en hommels, kevers, krekels en sprinkhanen en opvallend veel libellen en waterjuffers.

Paardenbijter

Paardenbijter

Deze laatste twee groepen zijn goed vertegenwoordigd. Van de ca 70 soorten die in Nederland voorkomen zijn in Kwintelooijen maar liefst 35 soorten aan te treffen! Van de libellen is de Paardenbijter de meest algemene. De fraai blauw gevlekte mannetjes zijn jagend langs de plassen aan te treffen. Ze hebben daar elk hun eigen territorium, dat fel verdedigd wordt tegen andere mannetjes. Alleen territoriumhouders kunnen paren met de geelgroen gevlekte wijfjes, die hier in de zomer hun eieren komen afzetten. Andere veel voorkomende libellensoorten zijn de Platbuik en de Oeverlibel. De juffers zijn veel kleiner dan de echte libellen. Daarnaast zijn ze te herkennen aan het feit dat ze in rust hun vleugels samenvouwen. Van de vele soorten noemen we hier alleen de Houtpantserjuffer en de Bruine winterjuffer. De Houtpantserjuffer heeft de eigenaardige gewoonte dat zij haar eieren legt in de schors van bomen die aan de waterkant staan. Nadat de eieren zijn uitgekomen laten de jonge larven zich (als het goed is) in het water vallen. De Bruine winterjuffer wijkt op een andere manier af, en wel doordat van deze soort de volwassen dieren overwinteren. Verstijfde  winterjuffers zijn in de winter te vinden aan stengels van grassen en struiken. Bij de andere juffers overwinteren alleen de eieren en/of de larven.

Platbuik

Platbuik

De larven van waterjuffers en libellen leven in het water en zijn geduchte rovers, die zich voeden met andere insectenlarven en kikkervisjes. Ook graafwespen zijn in Kwintelooijen goed vertegenwoordigd. Deze wespen graven in de zonnige zandhellingen gangetjes waarin ze hun jongen grootbrengen. Ze voeren eerst een rups of volwassen insect aan, dat ze hebben verdoofd met een steek van hun angel. Nadat ze een ei hebben gelegd bij of op de prooi worden de gangetjes weer afgesloten. In het gebied komen  ca 60 soorten graafwespen voor, elk met hun eigen favoriete prooidier. Daarnaast komen 25 soorten spinnendoders voor, die zich hebben gespecialiseerd in een riskantere prooi, te weten spinnen.

Vogels

Het gebied wordt vooral gekenmerkt door het voorkomen van soorten van half-open landschappen, met een afwisseling van bosjes en open plekken. Een fraaie vogel van het halfopen landschap is de Geelgors. Met zijn monotone zang, die veel lijkt op de eerste tonen van de vijfde symfonie van Beethoven, kun je deze mooie gele vogel niet missen. De zang wordt voorgedragen vanuit de toppen van bomen en struiken.

Geelgors

Geelgors

Een Geelgors is een zaadeter maar in de broedtijd leven de Geelgorzen van insecten die nodig zijn om de jongen van eiwitten te voorzien. In de winter wordt meestal in groepen de graanakkers afgestroopt op zoek naar resten van de oogst. Een vogel die qua kleur niet opvalt, maar des te meer door zijn zang, is de Boomleeuwerik. De zang begint erg vroeg. Vaak al in februari kan men genieten van de prachtige zang die met hoge zangvluchten wordt voorgedragen. De zang is een aflopende toonladder die makkelijk is te herkennen. Er wordt ook wel gezongen vanaf hoge zangposten maar de zangvluchten zijn het spectaculairst. Er wordt op de grond tussen heide of hoger gras genesteld. Ook de raaf is in Kwintelooijen vaak prominent aanwezig. Luid kroh kroh kroh roepend instrueren ze hun jongen tijdens de eerste vlieglessen. Hierdoor blijven ze beslist niet onopgemerkt.

 

Amfibieën en reptielen

 

De poelen vormen een geschikte voortplantingsplek voor kikkers en padden. Een belangrijke soort is de rugstreeppad, die in Europa zeldzaam is en daarom extra bescherming verdient. Het zijn kleine diertjes, die makkelijk herkenbaar zijn aan de gele streep over hun rug. De soort plant zich voort in ondiepe, onbegroeide plasjes die af en toe droogvallen. Het voordeel is dat in dergelijke plasjes weinig roofvijanden aanwezig zijn. Nadeel is wel dat ze soms al vroeg in de zomer droogvallen, wanneer de paddenvisjes zich nog niet hebben kunnen ontwikkelen tot jonge padden. Gevolg is dat het voortplantingssucces van jaar tot jaar sterk verschilt. Op de droge zandige hellingen komt de zandhagedis voor. De mannetjes van deze soort zijn in de voortplantingstijd prachtig groen gekleurd.

Kikkervisjes en paddenvisjes

Kikkervisjes en paddenvisjes

Terug naar boven