Grondslagen van Rhenen’s landschappen

Inleiding

Slechts een enkele gemeente in Nederland zal zo veel landschappelijke contrasten binnen haar grenzen hebben als Rhenen. Hoge stuwwallen met bossen, akkers, grasland en heides, de Rijn met dijken en grazige uiterwaarden, een deel van de Gelderse vallei met boerenland. En wie in het verleden graaft treft een rijkdom aan archeologische en historische resten aan, die erop duiden dat de omgeving van Rhenen al vanaf de prehistorie tot nu een gewilde woonplaats was en een strategische positie had. De hoofdstructuren van Rhenens grondgebied worden behandeld aan de hand van een eenvoudig kaartje dat de terreinvormen en hun ontstaanswijze en –periode aangeeft.

RL2

Terug naar boven

De Utrechtse Heuvelrug

Meest in het oog springend is de NW-ZO lopende Utrechtse Heuvelrug, die tot in Noord-Holland (het Gooi) doorloopt. In de voorlaatste ijstijd (het Saalien, ca 150.000 jaar geleden) is deze zandige en grindrijke rug omhooggedrukt door een enorme ijslob afkomstig van het Fins-Scandinavische plateau. Deze ijslob lag in een bekken dat nu de Gelderse vallei is. Het Veluwe- massief is in de zelfde ijstijd ontstaan. Feitelijk vormden die ruggen ooit één geheel met een boogvormig uiteinde ergens in de huidige Betuwe. Doordat de grote rivieren daarvan een deel hebben weggeruimd zien we ze nu als twee eenheden met een onderbreking tussen de Grebbeberg en de Wageningse Berg. Bij de Grebbeberg kunnen we aan de steile zuidkant nog goed zien hoe de rivier de zaak heeft weggevreten. De Heuvelrug bevat overigens nog meer bijzondere terreinvormen. Delen zijn al in het Saalien ontstaan, zoals terreindelen die ontstonden door afsmeltend ijs, waarbij afstromend water in een brede zone waaiers van spoelzanden afzette aan de buiten (=zuid-)zijde. Deze zogenaamde sandr-afzettingen zijn te herkennen aan het grove en grindrijke zand. In de warme periode die op deze ijstijd volgde (het Eemien), en ook tijdens een latere koudeperiode toen we hier een toendraklimaat hadden (het Weichselien: 75.000-10.000 jaar geleden) is de Heuvelrug verder door stromend water gemodelleerd. Kenmerkend zijn de dalvormen dwars op de Heuvelrug, waarvan we zowel aan de noordzijde als zuidzijde een tiental exemplaren kunnen zien. Vanwege de ondoorlatende bevroren ondergrond werd in de ijstijden sneeuwsmeltwater en sediment in deze dalen oppervlakkig afgevoerd. Tegenwoordig zakt het regenwater snel weg in het zand en grind en wordt hooguit bij zware onweersbuien nog wel eens water oppervlakkig afgevoerd. Daarom betitelt men ze als droge dalen.

Terug naar boven

De Gelderse Vallei

Wie aan de Noordkant van de Heuvelrug omlaag kijkt ziet landerijen in een vrij vlak en bij nadere beschouwing ook wel heel licht golvend landschap, dat zich vanaf het Grebbesluisje tot ver noordwaarts boven Amersfoort uitstrekt tot aan de IJsselmeerkust bij Eemnes. Dat geheel is de reusachtige dalvorm waar eertijds de ijsmassa in heeft gelegen en bewogen. Toen het ijs eenmaal was verdwenen werd die laagte opgevuld met rivier- en verder noordelijk locaal zeeafzettingen (Eemklei), maar zo zuidelijk als bij ons in de buurt van Rhenen waren het vooral zandige pakketten die in de droge, laatste ijstijd door krachtige winden werden neergelegd. Zij heten officieel dekzanden.  Daarmee is het verhaal nog niet verteld, want na de laatste ijstijd verbeterde het klimaat aanzienlijk, werd het niet alleen warmer, maar ook behoorlijk wat natter in deze contreien. Er trad forse veenontwikkeling op en men gaat er van uit dat op die natte dekzandondergrond een vrijwel gesloten en dikke veenlaag ontstond. De naam Veenendaal is dan ook veelzeggend. Nog steeds spreekt men van ’t Veen als je het over die plaats hebt. Van al dat veen is maar bitter

Uitzicht op de Grebbeberg. Op de voorgrond de Blauwe Kamer en de Grebbelinie, rechts de Bischop David Grift en bovenaan het Binnenveld. Foto: Provinchie Utrecht (Henk Bol)

Uitzicht op de Grebbeberg. Op de voorgrond de Blauwe Kamer en de Grebbelinie, rechts de Bischop David Grift
en bovenaan het Binnenveld. Foto: Provinchie Utrecht (Henk Bol)

weinig over. Net als bijna overal in Nederland hebben veenwinning voor brandstof, ontwatering en ontginning in hoog tempo voor snelle afbraak gezorgd. Nog slechts enkele, meest laaggelegen, stukken langs het valleikanaal (de Greb) en bij Overberg hebben nog veenbodems. Helemaal in het meest zuidelijke puntje van het Binnenveld liggen ook nog wat recente rivierkleien, want de Rijn heeft vóór diens bedijking ook nog wel eens de gemakkelijkste weg naar het noorden gekozen en wat sporen nagelaten.

Terug naar boven

De Uiterwaarden langs de Rijn

 

De Neder-Rijn met uiterwaarden.

De Neder-Rijn met uiterwaarden.

Het laatste hoofdlandschap is de Rijn, met haar uiterwaarden en de dijkstructuren met winter- en zomerdijken. Zoals overal in het Nederlandse rivierengebied is dit een open landschap met gewoonlijk een rustig stromende rivier. De Rijn is ook nogeens gestuwd, zodat stroomsnelheden gering zijn. Heel anders bij hoge waterafvoeren in winter en voorjaar, waar de uiterwaarden overstromen en het water aan de voet van het stadje Rhenen en het dorp Elst staat. Op zo’n moment zijn de stuwen bij o.a. Amerongen gestreken om de afvoer te versnellen.

Terug naar boven

De invloed van de mens

Nergens in Nederland heeft de mens het landschap onberoerd gelaten. Zo ook hier in de gemeente. Genoemd kunnen worden de grote zandafgravingen bij Kwintelooijen en die bij het terrein van Vogelenzang. Beide winningen zijn weliswaar gestopt, maar ze laten flinke happen uit de heuvelrug na. Over de veenwinning spraken we al. Ook het uiterwaardengebied zit vol sporen van delfstofwinning, zowel klei voor de eertijds talrijke steenfabrieken als zand. Niet alle ingrepen in het reliëf waren altijd even rigoureus. Van veel ouder datum en veel subtieler zijn plaatsen waar boeren de arme zandige bodems hebben verrijkt met plaggen en zand-mestmengsels uit de schaapskooien die er eertijds waren. Die opgebrachte gronden, de zgn. esdekken, leverden redelijk goed bouwland op, zoals we op de flanken van de heuvelrug nabij de dorpen wel terugvinden in de open akkercomplexen, waar granen en een tijdlang tabak werden geteeld.

Terug naar boven

Archeologie

In de inleiding is het al genoemd, de aantrekkelijkheid van het landschap voor bewoning en de strategische positie van het gebied. De omgeving van Rhenen is onder archeologen befaamd. De ongeveer alleroudste sporen in Nederland aangetroffen van mensen, jagers en verzamelaars werden in de zandafgraving van Kwintelooijen aangetroffen. Verder wemelt het op de flanken van de heuvelrug van grafheuvels daterend uit de Late Steentijd, Bronstijd en IJzertijd. In de Romeinse tijd lag de noordgrens van de Romeinse invloed, de zogeheten Limes, langs de Rijn. Zowel bij de Laarscherberg als bij de Donderberg, aan de westkant van Rhenen zijn grafvelden van grote omvang gevonden, soms met rijke grafgiften uit de periode 450-750 jaar na Chr. Deze behoren tot de, Europees gezien, belangrijkste vondsten. En, als laatste maar niet als minste, op de rand van de Grebbeberg vinden we een dubbele, halfovaalvormige ringwalburcht ergens uit de vroege middeleeuwen, waarvan er in Nederland maar enkele bekend zijn. Veel recenter natuurlijk is de Grebbe-linie met verdedigingswerken en inundatiewerken die dankzij conservering en restauratie de recente historie van het gebied levend houden.

Terug naar boven