De Blauwe Kamer

Ligging en ontstaansgeschiedenis

Door Dirk Prins

BK1Gelegen aan de Neder-Rijn tussen Grebbeberg en Wageningen is het natuurreservaat de Blauwe Kamer bij velen bekend. Jong en oud wandelt graag in dit avontuurlijke, ruige stukje natuur met zijn landschappelijke variatie, ook al is het er na regen hier Dit wandelen kan ook in een groep met een gids en/of na s met commentaar, dan wel via een wandelboekje of folder. In de ontvangstruimte kun je een s middags inlichtingen verkrijgen of iets kopen uit het van de Stichting Het Utrechts Landschap, de beheerder van De Blauwe kun je varen op de Rijn plus een wandeling maken in de Blauwe Kamer voor elck !

Maar eerst een stukje historie. De naam van het gebied verwijst naar een al sinds lang verdwenen landhuis of boerderij met muren van blauwachtige steen. Er werd daar ook rechtgesproken. Vanaf 1881 werden er stenen gebakken met klei uit de uiterwaard, eerst in twee zogenaamde (open) veldovens, vanaf 1918 in een ringoven met een topcapaciteit van 500.000 stenen per week. In 1975 kwam hieraan een eind, er werden toen veel steenfabrieken gesloten door fusies en modernisering. Het onderste deel van de fabriek met zijn dikke muren is er nog. Het is nu na opbrengen van grond overgroeid met planten en struiken. Opgenomen in de natuur, net als een aantal andere half afgebroken gebouwen. De hoge schoorsteen is gehalveerd tot 27 meter.

De steenfabriek nog in zijn oorspronkelijke staat

De steenfabriek nog in zijn oorspronkelijke staat

In 1984 kocht Stichting Het Utrechts Landschap de uiterwaard, later kwamen de fortificaties en het steenoventerrein er bij, in totaal 120 hectare groot. Daarvoor werd het agrarisch gebruikt waarbij tot maximaal 250 stuks jongvee werd ingeschaard en hooi geoogst. In 1991/1992 werd het gebied op de schop genomen bij de uitvoering van het zogenaamde ‘Plan Ooievaar’ dat op veel plaatsen langs de Nederlandse rivieren heeft gezorgd voor natuurontwikkeling in combinatie met een vergrote veiligheid voor hoog water via het plan ‘Ruimte voor de Rivier’. Er is nu door een strang in de westhoek van de Blauwe Kamer een directe verbinding met de rivier, wel alleen stroomafwaarts aan één zijde zodat er geen doorstroming via de rivier is. Bij hoog water kan het water nu snel vanuit de westzijde binnenkomen, wat bovendien bevorderd wordt door het verwijderen van een deel van de zomerkade tussen waardsmanshuis (waar ooit de waardsman ofwel toezichthouder van het gebied woonde) en restaurant. Dit alles betekent herstel van een stukje ‘natuurlijke dynamiek’. Wat maakt het gebied zo interessant of bijzonder? Dat ligt ongetwijfeld in een combinatie van allerlei hoogteverschillen, veel ruigteplanten die ‘s zomers uitbundig bloeien in geel, wit en paarsrood, wilgen en meidoorns in de uiterwaard, op het steenoventerrein en langs de zomerdijk, met fraai uitzicht op de Nederrijn. Voorts kijkt men uit op enkele plassen, 2 grote oude kleiputten (IJsbaan en Eendenplas), en enkele in 1991-’92 nieuw gegraven strangen. Maar vooral het panorama in de richting van de beboste steilrand van de Grebbeberg is uniek! Zelfs de Rhenense Cuneratoren kun je aan de horizon in het westen zien.

Terug naar boven

 

Vogels

Via een houten plankier over het water – waar een grote peilpaal aangeeft dat in 1993 en 1995 het water wel bijna 4,5 m. hoger was dan de normale 6 m. + N.A.P. in de rivier….! – loopt men naar de vogelobservatiehut ‘De blauwe kijk’. Door alle seizoenen heen kan men vanuit die hut of gewoon in het terrein zelf zeer interessante vogelwaarnemingen doen.

Foto: Wim Weenink

Sinds enkele jaren broeden in de Blauwe Kamer ook Lepelaars

IJsvogel, Visarend (niet broedend maar alleen op doortrek), Lepelaar (sinds enkele jaren hier broedend!), Kleine en Grote zilverreiger, Aalscholver, Witte ooievaar, enz. zijn toch niet iets alledaags en bovendien zeer interessant in hun gedrag. Zelfs de Zwarte ooievaar is wel eens waargenomen! Meermalen per jaar worden er vogeltellingen verricht, zowel aan de broedvogels en de wintergasten als de passerende trekvogels. Er broeden maar liefst circa 70 verschillende vogelsoorten en dat is het dubbele van het  aantal dat er broedde rond 1980 toen het gebied nog agrarisch in gebruik was. Er zitten daar landelijk bedreigde zogenaamde Rode Lijstsoorten bij zoals Kwartelkoning, Porseleinhoen, Kluut, Dodaars, Watersnip en Tureluur.

Terug naar boven

 

Galloways en Koniks

Om te voorkomen dat het gebied dichtgroeit worden grote grazers ingezet: Galloway-runderen

Om te voorkomen dat het gebied dichtgroeit worden
grote grazers ingezet: Galloway-runderen

Erg leuk is ook de ontmoeting met (een deel van) de kudden runderen en paarden, de Galloways en de Koniks. Deze ‘grote grazers’ helpen het gebied door hun jaarrondbegrazing open te houden. Het terrein is voor de dieren in feite nog groter dan de vermelde 120 ha daar deze nabij de Grebbesluis kunnen doorlopen tot op de Grebbeberg. Alleen het oostelijke gedeelte is voor bezoekers toegankelijk want in de zomer broeden er vele voor verstoring gevoelige vogelsoorten en in de winter zijn er veel ganzen en smienten die wegvliegen als je in de buurt komt en vooral de ganzen verliezen dan heel veel energie. Het kuddegedrag verschilt tussen rund en paard, bij de eerste zijn het de koeien en het jongvee die een grote hoofdgroep vormen terwijl de stieren als een soort kluizenaar vaak op een verwijderd eigen plekje grazen of liggen. Als de voortplanting aan bod komt dan kun je op een strategische plek een stier al loeiend zijn hoef over de grond zien bewegen zodat er een kuil ontstaat (er liggen al verschillende kuilen in het terrein….!). De Galloways komen oorspronkelijk uit Z.W.Schotland en zijn een zwartharig en hoornloos ras, maar maken toch een imposante indruk. De paarden – Konik is Pools voor paardje, het stamt af van de Tarpan, het wilde bospaard dat als soort is uitgestorven – gaan weer geheel anders met elkaar om. Er is een hoofdgroep die bestaat uit een dominante hengst met een harem van 4 of 5 merries plus een aantal jonge dieren. Na 1 à 2 jaar moeten zoon of dochter echter weg uit  de groep, een instinct tegen inteelt wekt dat op, en als het jong volwassen dier niet zelf vertrekt dan wordt dat hem of haar fysiek wel duidelijk gemaakt. Hengsten die geen harem hebben lopen meestal in een vrijgezellengroepje rond en proberen wel eens de harem van een tophengst over te nemen of een deel er van, vandaar dat er wel eens stevig wordt gevochten met trappen en bijten. Ook de geuren spelen  een rol: nieuwe uitwerpselen worden vaak op een oude mesthoop gedeponeerd want ook daarmee proberen de hengsten elkaar te overtroeven….!

Konikspaarden

Konikspaarden

Voor het publiek geldt: kom niet te dicht bij rund of paard want ook al betreft het dieren die wel aan mensen gewend zijn, dan nog kunnen ze een onverwachte reactie geven. In elk geval ook geen dieren voeren want we zijn hier niet in een dierentuin (waar het personeel trouwens voert). Optimaal denkt men aan een aantal dieren van ongeveer 25 van zowel Galloway als Konik zodat er circa 1 volwassen dier per 3 ha aanwezig is waarvoor jaarrond voldoende vegetatie is. Als door een overstroming van de Nederrijn langdurig geen voedsel beschikbaar is – de dieren eten in de winter graag ook de bast van de bomen – dan wordt er wel eens wat hooi bij gevoerd, want Stichting Het Utrechts Landschap laat de dieren niet door honger sterven. Na enkele jaren wordt telkens een te veel aan dieren weggehaald en elders in een natuurgebied ondergebracht, maar tegenwoordig gaan ze ook wel naar de slacht.

Terug naar boven

 

Planten

Met de begrazing hoopt men niet alleen het gebied (half ) open te houden, maar ook een gunstige invloed uit te oefenen op de plantengroei waarbij een zogenaamd mozaiekvormig vegetatiepatroon ontstaat. Ruigtekruiden zoals Grote brandnetel en Akkerdistel blijven wel talrijk aanwezig want bij elke overstroming is er aanvoer van stikstofrijk rivierwater terwijl de klei uiteraard ook voedselrijk is. Toch zien we op begraasde plekken een minder hoog plantendek met bijvoorbeeld veel klaversoorten zoals Witte en Rode klaver, Aardbei- en Kleine klaver, Rol- en Sikkelklaver en Hopklaver. Brandnetel en Distel hebben trouwens een hoge natuurwaarde. Zij bieden zowel in blad als bloem voedsel en bescherming aan een scala aan uiteenlopende insecten zoals vlinder, bij, hommel en (Sabel)sprinkhaan maar ook aan broedvogels die hun nest er tussen kunnen verbergen. De Vos zal hier beslist af en toe een vogel verschalken, maar bijvoorbeeld de Fazant horen en zien we er vaak dus kennelijk is er genoeg schuilgelegenheid! De lila bloemen van de Akkerdistel bevatten veel nectar en  verspreiden daarmee een heerlijk zoete geur.

Moerasruigte met Kattenstaart

Moerasruigte met Kattenstaart

Een andere opvallende plant is de Grote klit waarvan de stekelige vruchten zich elk najaar in grote aantallen hechten aan de vachten en manen van de grote grazers en zich zo gemakkelijk weten te verspreiden. De meest dominante bloemenkleur is in juni-juli het geel van de Zwarte mosterd die zich hier dankzij de jaarlijkse overstromingen door de rivier de laatste jaren over de gehele uiterwaard heeft weten te verspreiden. Als je in september wat zaden tussen je tanden fijnmaakt proef je inderdaad de typische smaak. In najaar en winter vallen de hoge mosterdplanten nog steeds op maar nu door de vele grijswitte plantenskeletten. Op hogere plaatsen is het echter ‘s zomers vooral geel door de bloemen van het Boerenwormkruid en Jacobskruiskruid, Gele honingklaver en naar de Rijn toe Grote wederik en Late guldenroede, en wit door Peen, Duizendblad en Wilde bertram. Het meeste paarsrood de blauwe kamer wordt op vochtige plaatsen veroorzaakt door de Kattenstaart, maar ook Moerasandoorn en andere soorten dragen daar aan bij. Op heel veel plekken zien we al wat eerder de bleekroze bloemschermen van de Echte valeriaan. Toch is het niet in de eerste plaats deze ruigteflora waarom de Blauwe Kamer in vegetatiekundig opzicht zo interessant en belangrijk is. Eerder is dat vanwege de aanwezigheid van de stroomdalflora, dat zijn planten die zich ooit vanuit Midden Europa via Rijn (en Maas) naar Nederland hebben verspreid en specifiek groeien nabij de rivieren. Ze hebben vaak een voorkeur voor zomer- en winterdijken waar op de hellingen de instraling van de zon voor een wat warmer klimaat zorgt. Hierbij moet je denken aan bijvoorbeeld Kattendoorn, Kruisdistel, Karwijvarkenskervel, Sikkelklaver en Kleine pimpernel. Deze planten vinden we hier inderdaad op de zomerkade. In het water van de strangen valt de groei van planten wat tegen, het water is meestal nogal troebel door de invloed van bodem foeragerende vissen zoals Brasem en Karper en watervogels. Maar langs de strangen groeit nog een aantal bijzondere moerassoorten zoals Klein vlooienkruid, Slijkgroen, Fraai duizendguldenkruid en  aaldwaterbies.

Terug naar boven