Ontwikkeling Palmerswaard

De Palmerswaard is een natuurgebied in ontwikkeling aan de uiterwaarden ten westen van Rhenen. De WMR voert hier diverse planten- en vogelinventarisaties uit, en heeft een ontwikkelingsvisie opgesteld voor dit natuurgebied.

Contact: Han Runhaar.

Stand van zaken steilrand Palmerswaard

juli 2014 door: Dirk Prins

Na al het ‘’geweld’’ van de aanleg van de parkeerplaats in de Veerwei bij de steilrand Palmerswaard ben ik weer eens gaan kijken hoe de zeldzame flora soorten in de steilrand er bij staan.

Parkeerplaats Palmerswaard

Parkeerplaats Palmerswaard

Eerst was ik wat pessimistisch daar er bij de nieuwe toegang van de Paardenmarkt vanaf de Veerweg nog al wat grond is verschoven en aangebracht tegen de hellingbasis waar o.a. de Wilde marjolein en het Vijfdelig kaasjeskruid groeiden. Maar eerstgenoemde soort had zich kennelijk al eerder uitgezaaid (via mieren….?) ook wat hoger op de steilrand in het eerste deel vanaf de Veerweg want bij een tweede bezoek ontdekte ik tot mijn verrassing wel zo’n 10 nieuwe flinke rozetten waarvan de bloei zich in de zomer zal kunnen ontplooien!

Het Vijfdelig kaasjeskruid is er nog met een flinke plant wat hoger op waar hij veilig stond.

Wel zouden bij het maaien de bramen ietsje westelijk van het Vijfdelig kaasjeskruid en de Wilde marjolein  eens wat steviger aangepakt moeten worden want die breiden zich uit en vormen een minder gewenste ruigte.

Kleine pimpernel op steilrand.

Kleine pimpernel op steilrand.

Verder naar het westen in het middengedeelte van de steilrand is de groeiplaats van de Kleine pimpernel dat m.i. de meest bijzondere soort hier is en die bleek ondanks zijn lage standplaats nog juist gespaard van het asfalt dat hier is aangebracht. Er staan nog steeds zeker 10 planten, gelukkig ook enkele wat hoger op de helling. Hopelijk gaat de maaibalk hier niet te diep zodat de overblijvende rozetten zich kunnen handhaven (dat geldt trouwens ook voor de Wilde marjolein). Zie bijgaande foto.

 

Geoorde zuring weer aanwezig op de steilrand Palmerswaard….!

Geoorde zuring weer aanwezig op de steilrand Palmerswaard….!

Tot mijn verrassing ontdekte ik hier en ook nog wat verder naar het westen meerdere exemplaren van de Geoorde zuring (zie detailfoto), ook al een typische stroomdalplant, geen Rode Lijst soort maar wel vrij zeldzaam en bijv. niet aanwezig in het natuurgedeelte van de Palmerswaard (zomerdijk Utr. Landschap) (wel in de Blauwe Kamer). Deze was tijdelijk verdwenen door te diep maaien op de helling.

Voorts groeit er op meerdere plekken de Wilde cichorei die niet zeldzaam is in het rivierengebied, en uiteraard ook allerlei andere minder bijzondere soorten.

 

Samengevat: de vegetatie is hier nog steeds heel waardevol en hopelijk kan het huidige beheer van 2 x maaien en afvoeren worden voortgezet!

Terug naar boven

 

 

BEHEERPLAN NATURA 2000 UITERWAARDEN NEDER RIJN

Geschreven door Pascalle Jacobs en Jules Scholten
donderdag, 12 november 2009

 

De uiterwaarden bij Rhenen inclusief de Palmerswaard vormen een
onderdeel van het Natura 2000 gebied dat als zodanig wordt aangewezen langs de
Neder Rijn. Voor deze uiterwaarden wordt door de provincie Gelderland een
beheerplan opgesteld in samenwerking met de provincie Utrecht, Rijkswaterstaat
(RWS) en het ministerie van LNV. De WMR is betrokken bij de opstelling van dit
plan en is daarover in contact met de provincie Gelderland. De WMR dringt er op
aan dat de opstelling van dit beheerplan wordt afgestemd op alle andere plannen
die worden of zijn opgesteld voor de uiterwaarden bij Rhenen. Dit zijn er
namelijk nogal wat, te weten: het “Inrichtingsplan uiterwaarden bij
Rhenen” van de gemeente, het “Beheer en ontwikkelplan
Rijkswateren” (BPRW) van RWS en het “Beheer- en Inrichtingsplan
Palmerswaard” van Het Utrechts Landschap.

Het ‘Beheerplan Natura 2000 uiterwaarden Neder Rijn’ zal aangeven wat nodig is
om de natuurdoelen van Natura 2000 te bereiken; welke bestaande activiteiten
gewoon door kunnen gaan en voor welke nieuwe activiteiten en initiatieven een
vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) moet worden aangevraagd.
Het voornemen om in juni een concept klaar te hebben, bleek te ambitieus te
zijn. Het beheerplan zal pas kunnen worden vastgesteld nadat de minister van
LNV het begrenzingsvoorstel Natura 2000 Rijntakken heeft vastgesteld. Dat zal
waarschijnlijk in de loop van 2010 gebeuren.

In het voorjaar stuurden wij aan de projectdirecteur van het beheerplan Natura
2000 een groot aantal opmerkingen over ontbrekende informatie op de
conceptkaart van het bestaand gebruik van de uiter-waarden bij Rhenen. Ook over
de situatie op het Veerweiterrein in Rhenen (zie het artikel Plannen voor de
Palmerswaard en de uiterwaarden bij Rhenen in de Nieuwsbrief van april 2009).

Het projectteam heeft per brief van 19 augustus gereageerd op onze reacties op
het beheerplan. Onze opmerkingen over het bestaand gebruik van de uiterwaarden
in Rhenen worden verwerkt. Met de informatie die wij gaven over de landschappelijke-
en natuurwaarden in de uiterwaarden wordt rekening gehouden. Verder wordt
meegedeeld dat de projectorganisatie op de hoogte is van de problematiek rond
het Veerweiterrein. Mogelijke ontwikkelingen daar moeten getoetst worden aan de
Nbw. In dit najaar wordt een volgende informatieronde gehouden.

Inmiddels is op 2 juni het ‘Inrichtingsplan Uiterwaarden bij Rhenen’
vastgesteld door de gemeenteraad. De verschillende raadsfracties benadrukten
dat het goed is dat de gemeente haar ambities op het gebied van recreatie en
landbouw duidelijk maakt, nog voordat het ‘Beheerplan Natura 2000′ wordt
opgesteld en aangenomen. Die ambities betreffen: een grotere passantenhaven,
een evenemententerrein (waarvoor niet telkens ontheffing behoeft te worden
aangevraagd), een schaatsbaan, fiets- en wandelpaden, de aanleg van een
parkeervoorziening onderaan de steilrand bij het Paardenveld en blijvend
agrarisch medegebruik.

Al heel lang is Het Utrechts Landschap bezig met het (laten) opstellen van een
‘Beheer- en Inrichtingsplan Palmerswaard’. Als WMR zijn we betrokken geweest
bij het opstellen van dit plan. Er werd een plan geschreven door bureau
Stroming (2007), maar met dit plan kon de WMR niet instemmen. Belangrijkste
bezwaar is de geplande nevengeul door het gebied; de gevolgen van de aanleg van
een nevengeul zijn onvoldoende uitgewerkt in het plan. Zover bekend heeft Het
Utrechts Landschap inmiddels een ander bureau de opdracht gegeven een nieuw
plan voor de Palmerswaard op te stellen, waarschijnlijk aansluitend op de plannen
van RWS en Natura 2000.

Wat betreft het ‘Beheer en ontwikkelplan Rijkswateren (BPRW)’ van RWS: in dit
plan staat o.a. het aanleggen van een nevengeul gepland. Door middel van een
zienswijze heeft de WMR aan RWS laten weten wat de bezwaren kunnen zijn van een
nevengeul door de Palmerswaard. Als alternatief voor de plannen stuurde de WMR
ook haar plan voor de Palmerswaard mee (zie ook www.stichtingwmr.nl onder thema
regio Betuwe+Rijn/Ontwikkeling Palmerswaard). RWS laat weten dat er pas na
vaststelling van het Nationale Waterplan (op 18 december 2009 door de Tweede
Kamer) definitieve plannen voor de Rijkswateren kunnen  worden gemaakt.
Pas dan horen we wat RWS met onze suggesties heeft gedaan.

Pascalle Jacobs en Jules Scholten

Terug naar boven

 

VISONDERZOEK PALMERSWAARD

Geschreven door Han Runhaar
donderdag, 12 november 2009

Op 10 augustus j.l. is door Stichting Ravon onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vissen in de Palmerswaard. Het onder-zoek is uitgevoerd in opdracht van Het Utrechts Landschap. De gegevens zullen worden gebruikt bij de opstelling van het beheerplan voor de Palmerswaard. Een officiële rapportage moet nog uitkomen, maar hierbij wordt vast een eerste impressie gegeven van de resultaten.

Uit het onderzoek blijkt dat in de Palmers-waard vooral de soorten van schone,
dichtbegroeide binnenwateren voorkomen, zoals bijvoorbeeld de Zeelt, de
Kroeskarper en de Bittervoorn. De laatstgenoemde soort heeft een bijzondere
levenswijze omdat de eieren worden afgezet in zoetwatermosselen. De jonge
visjes leven de eerste paar weken in de mantelholte van de mossel, voordat ze
zich in de onveilige buitenwereld wagen.

De Bittervoorn is in Nederland matig algemeen en staat als beschermde soort op
bijlage 2 van de Europese Habitatrichtlijn.

Echte riviersoorten ontbreken. Daarvoor zijn de plassen te geïsoleerd ten
opzichte van de rivier. Ook de Brasem ontbreekt vrijwel geheel, mogelijk omdat
de plassen te ondiep zijn. Dat is op zich gunstig omdat Brasems de bodem
omwoelen en daarmee de water-kwaliteit negatief beïnvloeden.

In het onderzoek werden de nodige exoten aangetroffen. Behalve grote aantallen
Ge-vlekte Amerikaanse Rivierkreeften, waarvan al bekend was dat ze in de Palmerswaard voorkwamen, werden bij het onderzoek ook veel Marmelgrondels aangetroffen. Deze soort is afkomstig uit het gebied rond de Kaspische en Zwarte Zee. Via het in 1992 aangelegde Main-Donaukanaal heeft de Marmergrondel het stroomgebied van de Rijn bereikt. De soort werd voor het eerst in 2002 in Nederland aangetroffen en is inmiddels in het rivierengebied algemeen.

Hoewel het onderzoek vooral gericht was op vissen, is ook genoteerd wat er aan
amfibieën en reptielen werd waargenomen. Wat betreft de amfibieën werden vooral Groene Kikkers aangetroffen. Salamanders waren nauwelijks aanwezig: er werd slechts één Kleine Salamander gevangen.

Ook werden twee ringslangen gevangen, een soort die de laatste jaren steeds
vaker wordt aangetroffen in de Palmerswaard.

We zijn benieuwd hoe Het Utrechts Landschap zal omgaan met de resultaten van
het visonderzoek. Duidelijk is dat de aanleg van een meestromende nevengeul
nadelig zal zijn voor de nu in het gebied voorkomende populatie Bittervoorns.
Dit is een punt waaraan in het komende beheerplan zeker aandacht zal moeten
worden besteed.

Met dank aan RAVON en Het Utrechts Landschap voor toestemming om bij het
onderzoek aanwezig te zijn.

Han Runhaar

Terug naar boven

 

GEEN HELIKOPTERVLUCHTEN MEER VANAF HET VEERWEITERREIN

Geschreven door Jules Scholten   
donderdag, 12 november 2009

In het verleden vonden elk jaar helikoptervluchten plaats vanaf het Veerweiterrein aan de Veerweg. Dit was de WMR al lang een doorn in het oog. Het Veerweiterrein is namelijk aangewezen als Vogelrichtlijngebied en bovendien is het terrein gelegen in Natura 2000 gebied. Helikoptervluchten hebben een zeer verstorend effect op de natuur, vooral voor vogels. Uit onderzoek is gebleken dat helikopters in vergelijking met ander vliegverkeer het meest verstorend zijn . Gelukkig heeft de gemeente nu besloten geen vluchten meer toe te staan.

Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 mogen op de Veerwei en aangrenzend gebied in de uiterwaarden feitelijk alleen activiteiten plaatsvinden die geen schade toebrengen aan de natuurwaarden. Diverse vogelsoorten (waarvoor het gebied is aangewezen) hebben in de directe omgeving hun broedgebied en in de winterperiode wordt het gebied gebruikt door foeragerende ganzen. Helikoptervluchten hebben een significant verstorend effect op deze soorten. Het werd dus tijd dat de gemeente werk maakte van het ontwikkelen van beleid over de vluchten.

Een eerste stap werd genomen in oktober 2008 toen de gemeenteraad een motie
aannam die het college verzocht beleid te ontwikkelen waarin het aantal
vluchtdagen op de Veerwei wordt gemaximeerd op 24 dagen per jaar, waarbij
maximaal 2 starts en landingen op een dag worden uitgevoerd en waarin, indien
er meerdere vluchten op een dag plaatsvinden, de verklaring van geen bezwaar te
beperken tot een periode van 3 uur.

Deze beperking liet echter nog steeds op heel veel dagen vluchten toe met
ernstige geluidverstoring. Zo kon het gebeuren dat de gemeente op 1 april een
verklaring van geen bezwaar afgaf aan Heliflights B.V. te Bennekom voor
helikoptervluchten vanaf het Veerweiterrein op zaterdag 2 mei 2009. Per brief
van 17 april maakten wij bezwaar bij B&W en de gemeentelijke
bezwarencommissie vanwege de ligging van het terrein in beschermd gebied en ook omdat 2 mei midden in het broedseizoen valt. Wij verzochten om
intrekking van de verklaring van geen bezwaar. Tegelijkertijd dienden wij een
schorsingsverzoek in bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht,
omdat de bezwarencommissie nooit in staat zou zijn het bezwaar op tijd voor 2
mei te behandelen. De rechtbankzitting zou plaatsvinden op 23 april. Twee dagen
tevoren berichtte de rechtbank dat de gemeente had laten weten dat de aanvrager
haar verzoek voor de vluchten had ingetrokken! De zitting op 23 april ging dus
niet door. Wij waren zeer tevreden met dit snelle resultaat!

In augustus werd bekend dat de provincie Utrecht een ontwerp Luchtvaartnota had opgesteld voor haar grondgebied. In de nota worden ook terreinen in Rhenen
benoemd voor het opstijgen van helikopters (en luchtballonnen). De gemeente
heeft daarop aan de provincie gevraagd om de Veerwei niet meer te bestempelen
als helikopterterrein vanwege de negatieve milieueffecten (geluidoverlast,
verstoring van fauna en grote CO2 en NOx uitstoot). Het spreekt voor zich dat
wij deze opstelling van de gemeente van harte toejuichen.

De benoeming van de Veerwei als opstapplaats voor luchtballonnen buiten het
broedseizoen (dat valt in de periode van half maart tot half juli) kan volgens
de gemeente overigens wel worden gehandhaafd. De gemeente geeft daarbij aan dat voor de ballonvluchten rekening gehouden moet worden met het fourageren van ganzen vanaf half november. We moeten hierbij aantekenen dat half november als einddatum niet klopt. Dat moet zijn 1 november op grond van de ligging van het terrein in Natura 2000 gebied. In feite betekent het dus dat de Veerwei als opstapplaats voor luchtballonnen mag worden gebruikt van half juli tot 1 november.

Jules Scholten

Terug naar boven

Inspraakreactie op ontwerp beheer- en ontwikkelplan

Geschreven door Pascalle Jacobs   
woensdag, 07 oktober 2009

 

Rhenen, 15-02-2009

REACTIE VAN WMR OP HET BEHEER- EN ONTWIKKELPLAN VOOR DE RIJKSWATEREN 2010-2015 – ONTWERP

Aanleiding

Aanleiding voor deze inspraakreactie zijn de geplande maatregelen zoals opgenomen in het ontwerp Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 – Programma Rivieren en Kanalen. In dit plan zijn maatregelen geformuleerd vanuit de volgende beleidsstukken: Waterbeheer 21e eeuw, Kaderrichtlijn Water en Natura 2000. Onze reactie betreft specifiek de volgende maatregelen:

  • IN11 Tweezijdig aantakken bestaande strang Palmerswaard Leefgebied;
  • IN05 Ontwikkeling kwelmoeras/zoetwaterplassen/ rietvelden, Palmerswaard Leefgebied.

Het Utrechts Landschap is beheerder van het gebied “de Palmerswaard”. In die hoedanigheid heeft zij in 2006 een concept- inrichtings- en beheersplan laten opstellen door bureau Stroming (2006). Evenals in bovengenoemde maatregelen, had de aanleg van een tweezijdig aangetakte nevengeul een centrale plaats in het plan van bureau Stroming. De Werkgroep Milieubeheer Rhenen (WMR) was destijds als partij betrokken bij de planvorming, maar kon uiteindelijk niet instemmen met het plan zoals geschreven door bureau Stroming.

Bezwaren

Onze belangrijkste bezwaren tegen de aanleg van een tweezijdig aangetakte nevengeul in de Palmerswaard zijn de mogelijk negatieve effecten van de aanleg van een nevengeul op amfibieënpoelen en kwelzones (huidige natuurwaarden). De Palmerswaard is een belangrijke voortplantingsplaats voor amfibieën (provincie Utrecht, 1988). De verbinding van deze wateren met de rivier of de toename van de frequentie waarmee deze overstromen met rivierwater kan sterk negatieve effecten hebben. Dit zijn:

Door de aanleg van een nevengeul komt de rivier veel verder het gebied in. Hierdoor vindt (via het grondwater) beïnvloeding plaats van de natuurwaarden op de overgang naar de steilrand (kwelzones). Iets dergelijks heeft in de Amerongse Bovenpolder voor het verlies van kwelafhankelijke vegetaties gezorgd;

Voor het aanleggen van een nevengeul moet de zomerdijk worden doorbroken, dit zal naar verwachting de overstromingsfrequentie in het gebied verhogen. Belangrijk zijn de aanvoer van voedselrijk water, slib en vis. Genoemde wateren danken hun natuurwaarden aan de isolatie van de rivier, de aanleg van de nevengeul kan dit tenietdoen. Hiermee moet zorgvuldig worden omgegaan. Uitgangspunt van de WMR: geen negatieve effecten op de amfibieënpopulatie en op de kwelzone!

Alternatief plan

De WMR heeft een alternatief plan ontwikkeld. In dit plan worden zowel de huidige natuurwaarden versterkt als voldaan aan de wensen vanuit de Europese Kaderrichtlijn water, namelijk het creëren van paai- en opgroeimogelijkheden voor vissen in uiterwaardwateren. Dit alternatieve plan wordt in de bijlage kort toegelicht.

 

Visie van de WMR

Het feit dat de WMR niet kan instemmen met een tweezijdig aangetakte nevengeul wil niet zeggen dat ze volledig tegen verbinding van de wateren in het gebied met de rivier is. De potentiële waarde van dergelijke wateren voor het riviersysteem wordt ook door de WMR erkend.

De WMR is echter van mening dat het gebied te klein is voor de twee verschillende, deels strijdige ontwikkelingsrichtingen. Deze richtingen zijn ofwel kiezen voor de relatief laagdynamische natuur op de overgang van de Heuvelrug naar de Rijn, met bevordering van kwelsloten en kwelplasjes die paaiplaats vormen voor amfibieën, dan wel de keuze voor de hoogdynamische natuur met al dan niet meestromende nevengeulen die paaiplaats vormen voor riviervissen. Het grensgebied tussen heuvelrug en rivier is ons inziens uniek, terwijl de dynamiek van de rivier al op andere plekken tot stand is gekomen. In de directe omgeving van Rhenen bijvoorbeeld in de Blauwe Kamer. Bovendien zijn de potenties voor dynamische riviernatuur langs de Nederrijn beperkt doordat de rivier wordt gestuwd en daardoor een weinig dynamisch karakter heeft. Voor soorten van stromend water zal de functie van de nevengeul beperkt zijn omdat hier gedurende het voortplantingsseizoen geen stroming optreedt (bij de gekozen inrichting treedt alleen kortstondige doorstroming op in de winter en het vroege voorjaar wanneer het stuwpeil wordt overschreden).

Plan van de WMR

Een inrichtingsplan dat optimale kansen biedt voor zowel de terrestische als aquatische flora en fauna. In de visie van de WMR staan de randvoorwaarden, behouden en versterken van de kwelzone en amfibieënpoelen, centraal. De Palmerswaard vervult een belangrijke functie als kraamkamer voor amfibieën. Jaarlijks worden door de WMR vele honderden padden (gemiddeld 700 exemplaren) overgezet over de Utrechtse Straatweg. Op dit punt wordt de visie van de WMR ook ondersteund door bijvoorbeeld Klink, 1998 en Provincie Utrecht, 1988.

Ons voorstel:

De meest westelijk gelegen plassen (zie figuur 1, A) worden aangetakt aan de rivier. We stellen een diepe, smalle geul voor met eventueel diepe zijtakken, de rest van het gebied is ondiep. Het voornaamste doel van deze gedeeltelijke aantakking is het scheppen van paaimogelijkheden voor vissen, paaiplekken ontbreken nu grotendeels in het riviersysteem en zijn dus een waardevolle aanvulling. Door de geul kunnen vissen het gebied wel goed bereiken om te paaien, maar door de geringe diepte is het als permanent leefgebied voor grotere vissen, waaronder brasem, ongeschikt. Naar onze verwachting zal het negatieve effect van vissen op het doorzicht daarom beperkt zijn, en blijft er voldoende ruimte voor waterplanten. Daarmee blijven de ondiepe delen aantrekkelijk zijn als foerageergebied voor watervogels, waaronder vogels die gebaat zijn bij helder water en veel waterplanten en insecten (bv. Dodaars). Op de ondiepste plekken kunnen zich moerasvegetaties ontwikkelen, een vegetatietype karakteristiek voor een rivier-begeleidsysteem en nu nog grotendeels ontbrekend.

De twee grootste, diepere kleiputten in het gebied (B in figuur 1) zijn ecologisch niet zo waardevol in hun huidige toestand. Ze zijn te diep en te troebel voor waterplanten en worden voornamelijk bevolkt door brasem. Het aantakken van deze plassen aan de rivier zou de kwaliteit kunnen verhogen, maar brengt, door het doorbreken van de zomerkade, een hogere overstromingsfrequentie van de kwelzones en geïsoleerde plassen met zich mee. Dit is ons inziens ongewenst. We denken de waarde van de plassen te kunnen verhogen door ze te verondiepen en de oevers deels te verflauwen. De nu ontstane ondiepere plassen (maximaal 1 meter) vriezen dicht bij strenge vorst, dit zal de populatie opbouw van vissen remmen. Bijkomend voordeel is dat de grond die vrijkomt bij uitgraven van de kleine geul in het gebied zelf een bestemming krijgt.

Het creëren van een aantal extra poelen onder aan de Heuvelrug bij de al bestaande poelen (C in figuur 1). Deze zouden op een gradiënt van hoog naar laag komen te liggen, variërend in grootte. Dit vergroot het areaal en de diversiteit voor amfibieën. Op de slikke, flauwe oevers kan zich een pioniervegetatie ontwikkelen, die door begrazing van ganzen steeds open en in het pioniersstadium wordt gehouden.

We denken dat bovenstaande alternatief voor de voorgestelde tweezijdig aangetakte nevengeul ecologisch het meest waardevol is, omdat het niet alleen rekening houdt met de ligging onderlangs de heuvelrug (paaiplaats voor amfibieën), maar ook rekening houdt met de wens om geschikte paaiplaatsen te bieden voor vissen. We denken dan ook dat vanuit ecologisch standpunt op deze plek langs de heuvelrug geen nevengeul moet komen.

Vergelijkend overzicht effecten

In onderstaande tabel worden beide plannen vergeleken ten aanzien van de verwachte effecten.

vegetatie macrofauna amfibieën vissen doorstroming
Tweezijdig aangetakte geul +/- +/++ +
Kwelplassen + aantakking + ++ ++ + 0

Ter toelichting op de tabel:

Bij de aanleg van een tweezijdig aangetakte nevengeul wordt de zomerkade doorgebroken. Dit heeft naar verwachting een toename van de overstromingsfrequentie van een groot deel van het gebied ten gevolg. Voor de kwelafhankelijke natuur betekent dit een risico (eutrofiering en verslibbing). Dit heeft een negatief effect op de kwelafhankelijke vegetatie en amfibieën. Voor de macrofauna (o.a. libellen) wordt ook een negatief effect verwacht in de kwelzones, mogelijk dat er zich in de nevengeul riviergebonden soorten kunnen vestigen (positief). Voor riviergebonden natuur (planten, macrofauna en vis) is het ontbreken van stroming gedurende het grootste deel van het jaar echter beperkend.

In het plan van de WMR wordt de kwelafhankelijke natuur beschermd en versterkt. Hiervan profiteren vooral de vegetatie, de macrofauna en de amfibieën. Voor de vissen zijn deze delen in het algemeen ongeschikt (te klein en ondiep). Voor deze groep wordt echter winst geboekt door aantakking van de westelijke plassen. Ook kunnen de bestaande kleiplassen door inrichting sterk voor vis worden verbeterd.

Figuur 1. Voorstel van de WMR; beperkte verbinding van de westelijke plassen met de rivier. De letters komen terug in de tekst.

Ten slotte wijzen wij u er, wellicht ten overvloede, op dat er verschillende plannen worden opgesteld voor het betreffende gebied. Naast het beheer- en ontwikkelplan Rijkswateren en het in deze zienswijze genoemde beheer- en inrichtingsplan in opdracht van het Utrechts Landschap, wordt er op dit moment ook een inrichtings- en bestemmingsplan opgesteld door de gemeente Rhenen en een beheerplan in het kader van Natura 2000.

Wij hopen op een goede onderlinge afstemming van deze, en wellicht nog andere plannen voor de Palmerswaard.

 

Literatuur

Provincie Utrecht, 1988. De Utrechtse uiterwaarden van Neder-Rijn en Lek. Provinciale Waterstaat van Utrecht, afd. ecologie. Utrecht.

Klink, 1998. Palmerswaard: ecologische gevolgen van het winnen van delfstoffen en de aanleg van recreatieve voorzieningen. AquaSense, Amsterdam.

Bureau Stroming, 2006. Palmerswaard. Plan voor herinrichting en beheer. Concept september 2006. Bureau Stroming, sl.

Terug naar boven